ShanThangka

Contact Information:

Neem contact met ons op als U vragen heeft.
Ook als U de showroom van ShanThangka wilt bezichtigen...

Verklarende woordenlijst


  
'Buddha eyes'
‘Buddha eyes’ sieren zowat elk boeddhistisch heiligdom in Nepal. Het zijn de alziende ogen van Boeddha, die de wereld en de daden van de mensheid gadeslaan. Boven de ogen is er een klein derde oog, waarmee Boeddha naar binnen kijkt en zichzelf beschouwt. De neus is in de vorm van een vraagteken, het Nepalese symbool voor één. Het benadrukt de eenheid van de van het mensdom en de eenwording met Boeddha. Een mond ontbreekt, want Boeddha prefereert mediteren boven preken. Met zijn alziende ogen is Boeddha in staat het positieve in iedere ziel op aarde te ontwaren.
Akshobhya Boeddha
Akshobhya Boeddha is één van de vijf Pancha Boeddha’s uit het Mahayana-pantheon. Hij is de Boeddha van de standvastigheid die verbonden is met het oosten. Akshobhya wordt afgebeeld met de rechterhand omlaag, vingers naar beneden en de handpalm naar het lichaam gekeerd. Met de toppen van zijn vingers raakt hij de aarde aan; symbool voor zijn onverstoorbare karakter. Akshobhya belichaamt de overgang van gehechtheid aan zintuiglijke ervaringen in spiritueel bewustzijn. 

Meer informatie over Mahayana, Hinayana en Vajrayana boeddhisme kan u vinden onder de rubriek 'Religies in Nepal'.
Allegorie van de samenwerking
De allegorie van de samenwerking is een illustratie van een fabel uit de Kanjur. Op de rug van een olifant zit een aap, die op zijn beurt een haas draagt. Op de kop van de haas zit een vogel, die uit een boom vruchten plukt. Hiermee wordt de, ook voor mensen, noodzakelijke samenwerking voorgesteld.
Amitabha Boeddha
Amitabha Boeddha is één van de vijf Pancha Boeddha’s uit het Mahayana-pantheon. Hij is de Boeddha van het oneindige licht en is verbonden met het westen. Amitabha wordt afgebeeld met beide handen in meditatiehouding op de schoot en belichaamt de overgang van begeerte en hartstocht in diepgaande bewustwording. In zijn handen houdt hij een bedelkom vast, symbool voor oneindige ontvankelijkheid en nederigheid. Amitabha heerst over het westelijke paradijs Sukhavati, van waaruit verlicht bewustzijn (nirvana) mogelijk is. 

Meer informatie over Mahayana, Hinayana en Vajrayana boeddhisme kan u vinden onder de rubriek 'Religies in Nepal'.

Amoghasiddhi Boeddha
Amoghasiddhi Boeddha is één van de vijf Pancha Boeddha’s uit het Mahayana-pantheon. Hij is de Boeddha van de wilskracht en is verbonden met het noorden. Amoghasiddhi wordt afgebeeld met de linkerhand in zijn schoot en de rechterhand opgeheven tot de hoogte van de borst, met de handpalm naar buiten gekeerd. Dit is het gebaar van onbevreesdheid en geruststelling. Amoghasiddhi belichaamt de overgang van afgunst en jaloezie in alles-volbrengende wijsheid. 

Meer informatie over Mahayana, Hinayana en Vajrayana boeddhisme kan u vinden onder de rubriek 'Religies in Nepal'.
Astamangala
Centraal in de Tibetaans boeddhistische religie zijn de Astamangala; de acht tekens van voorspoed en geluk. Volgens oude boeddhistische verhalen staan de Astamangala op de voetzolen van de Boeddha afgebeeld. Deze symbolen zijn: 

- de vaas met schatten (Kalasa); symboliseert de onuitputtelijke rijkdom die men ontvangt bij het bereiken van spirituele Verlichting. Naast de rijkdom van de boeddhistische leer verwijst de vaas ook naar lang leven, voorspoed en rijkdom, zowel op emotioneel als materieel vlak. 

- het rad of wiel (Chakra), staat met zijn acht spaken voor het Achtvoudige Pad naar Verlichting, en daarmee voor de ganse boeddhistische leer. Het in beweging zetten van het wiel leidt tot de verspreiding van de leer en bewerkstelligt snelle spirituele veranderingen. 

- de lotusbloem (Padma), het boeddhistische symbool bij uitstek, staat voor mentale en spirituele zuiverheid. De bloeiwijze van de lotus is een belangrijke metafoor voor de weg naar Verlichting. De lotus heeft zijn wortels in de modder, groeit verder in het troebele water, om uiteindelijk boven het wateroppervlak open te bloeien tot een prachtige bloem. Zo ook baant de ziel of geest zich in eerste instantie een weg door de modder van het materialisme, vervolgens doorheen de wateren van ervaring, om uiteindelijk te eindigen in de zon van Verlichting. De lotus is in vele culturen een symbool geworden van zuivering, regeneratie en ontstijging; de transformatie van laag (materie, slijk, modder) naar hoog (energie, bewustzijn, licht en schoonheid). 

- de twee gouden vissen (Survanamatsya) staan oorspronkelijk voor de twee heilige rivieren in India, de Ganges en Yamuna. Daarnaast vertegenwoordigen ze de zonne- en maankrachten van het universum en worden vaak als huwelijksgeschenk gegeven, als symbool voor echtelijke eenheid en trouw, vruchtbaarheid en geluk. 
Het vissenpaartje toont ook dat wie de leer van Boeddha beoefent, niet bang hoeft te zijn om te verdrinken in de oceaan van lijden, en zich vrij zal kunnen bewegen als een vis in het water. 

- de parasol (Chattra), om te beschermen tegen het kwaad. De koelte in de schaduw van de paraplu symboliseert bescherming tegen de hitte van schadelijke krachten en lijden. Het kostbare scherm van de parasol staat voor rechtvaardige en edele daden die behoeden tegen ziekte, obstakels, tegenspoed, kwade krachten, enz. 

- de witte schelp (Daksinavartasankha), die de roem en triomf van het boeddhisme verkondigt. Deze wordt gebruikt als hoorn om religieuze bijeenkomsten samen te roepen, als muziekinstrument en om het heilige water in te bewaren. Heldhaftigheid, moed en overwinning zijn kenmerken toegeschreven aan deze zeldzame, rechtsdraaiende schelp. 

- de oneindige knoop (Srivatsa), een oeroud gelukssymbool voor het lange leven. Het is een gesloten grafische afbeelding van rechthoekige vervlochten en overlappende lijnen, zonder begin of einde. Het verwijst naar de eindeloze wijsheid van de Boeddha en diens oneindige mededogen, evenals naar de cyclische werkelijkheid van het bestaan, waarin alles onderling afhankelijk is. 

- het overwinningsbanier (Dhjava) staat voor de overwinning van Boeddha’s leer en de zege van de wijsheid over de onwetendheid. Het staat symbool voor het overwinnen van onze mentale en lichamelijke hindernissen; de zege van het goede over slechte krachten die het succes van nobele doelen verhinderen. 
banyan-boom
Banyan-boom (ficus bengalensis) is één van de heilige bomen die zowel door hindoes als boeddhisten aanbeden wordt. Het is een onsterfelijke en onergankelijke wilde vijgenboom die met zijn wortels naar omhoog en met zijn takken naar beneden groeit. De hindoegod Vishnu zou onder deze boom geboren zijn. De banyan-boom haalt zijn kracht uit ontelbare wortels, bouwt verder op een sterke stam, schiet uit naar vele richtingen en geeft schaduw aan een grote oppervlakte. Dit is een bekende metafoor voor hindoes geworden; zij beschouwen het hindoeïsme als stam van de boom, waar alle andere godsdiensten als bladeren aan groeien. 
Ook voor boeddhisten is deze boom heilig. Zij vereren in het bijzonder de ficus religiosa, een type Banyan-boom die in Azië ook wel bodhi-boom genoemd wordt. Onder deze boomsoort bereikte Siddhartha Gautama het Boeddhaschap terwijl hij zittend aan het mediteren was. Daarom wordt de bodhiboom ('de boom der ontwaking') als uiterst heilig beschouwd en staat hij symbool voor het bereiken van Verlichting of nirvana.
Banyan-bomen kunnen uitgroeien tot een enorme omvang van zelfs meerdere ares. Gezien de ogenschijnlijk oneindige groei symboliseren ze het eeuwige leven. In de hindoeïstische cultuur wordt de boom ook wel ‘kalpavriksha’ genoemd, wat ‘wensvervullende heilige boom’ betekent. Er wordt beweerd dat als je in stilte onder de boom zit, deze je kennis en Verlichting brengt. 
Bhairab
Bhairab is de verschijning van de hindoegod Shiva in zijn afschrikwekkendste vorm. Shiva is zowel schepper als vernietiger en neemt tal van gedaanten aan. Bhairab is de manifestatie van Shiva in zijn verwoestende rol. Dat klinkt negatief, maar in Nepal geldt de god vooral als de uitroeier van het kwaad. Bhairab wordt vereerd door zowel hindoeïsten als boeddhisten. In het boeddhisme neemt hij de vorm aan van Mahakala, één van de meest voorkomende woeste beschermgoden van de godsdienst.
bodhisattva
Centraal in de Mahayana-ideologie is de idee van de bodhisattva: dit is een wezen, dat het Boeddhaschap in zich heeft, maar hier bewust van afziet, om zo in staat te zijn anderen heel actief bij te staan op het pad naar Verlichting. Dit in tegenstelling tot een Boeddha, die de opperste Verlichting (nirvana) reeds bereikt heeft. Bodhisattva’s kunnen allerlei gestalten aannemen en men kan hen aanroepen om hulp. Volgens het Mahayana moeten de mensen niet egoïstisch naar het nirvana streven, maar anderen helpen de weg naar de bevrijding te vinden. 

Meer informatie omtrent Mahayana, Hinayana en Vajrayana boeddhisme kan u vinden onder de rubriek 'Religies in Nepal'.
Boeddha
‘Boeddha’ refereert meestal naar de historische Boeddha, prins Siddhartha Gautama Shakyamuni, de grondlegger van het boeddhisme. Maar ‘Boeddha’ is geen eigennaam; het betekent letterlijk ‘de verlichte’ en duidt iemand aan die de Verlichting (bodhi) bereikt heeft. Verlichting of bodhi verwijst naar de staat van spirituele ontwaking; het ultieme doel van het boeddhisme. Iemand die volledig verlicht is, wordt niet meer verstoord door emoties zoals hebzucht, afkeer, begoocheling en vastklampen aan het bestaan, ervaart geen lijden meer en is bevrijd uit de eeuwige cyclus van leven, sterven en opnieuw geboren worden. Iemand die verlicht is heeft het nirvana bereikt, een staat waarin het 'vuur' van hartstocht, haat en verwarring uitgedoofd is, en werkelijk geluk ervaren wordt.
Volgens de ideeën van het Mahayana-boeddhisme was de stichter van de godsdienst, de Boeddha Sakyamuni, niet de enige, maar één uit een reeks van verlichte personen die elk op zijn eigen tijd op aarde geleefd heeft. Naast deze aardse Boeddha’s kent het Mahayana-pantheon ook een oneindig aantal kosmische of spirituele Boeddha’s, die zich nooit in mensengedaante op aarde hebben vertoond en allerlei aspecten van het Boeddhaschap belichamen. 
Een Verlicht persoon of Boeddha kent een aantal karakteristieke eigenschappen. Zo wordt het hoofd gekenmerkt door een verhoging van de schedel, lange oorlellen en soms een derde oog tussen de wenkbrauwen. 
Boeddha Sakyamuni
Boeddha Sakyamuni of Siddhartha Gautama is de historische stichter van het boeddhisme. Hij wordt zowel zittend als staand afgebeeld, met zijn handen in verschillende symbolische houdingen (mudra’s). Zittend neemt hij de lotus- of meditatiehouding aan: de benen gekruist en de voetzolen naar boven. Zijn linkerhand ligt dikwijls in zijn schoot, terwijl hij met de vingers van zijn rechterhand de aarde aanraakt. Deze houding verwijst naar het moment dat de historische Boeddha de Verlichting bereikte en daarbij de Aarde als getuige aanriep. 
In zijn linkerhand houdt hij soms een bedelkom vast, symbool voor oneindige ontvankelijkheid en nederigheid
In staande positie wordt de Boeddha vaak afgebeeld met de rechterhand omlaag, vingers naar beneden en de handpalm naar buiten gekeerd. Dit is het gebaar van zegen en vrijgevigheid en toont de historische Boeddha in zijn dagelijkse activiteiten van geven en zegenen. 

Meer informatie omtrent de Boeddha Sakyamuni en het boeddhisme kan u vinden onder de rubriek 'Religies in Nepal'.
Chaitya stupa
Een chaitya is een miniatuurversie van een stupa, een boeddhistisch heiligdom waarin oorspronkelijk een relikwie (een lichaamsdeel (zoals een haar of tand) of een gebruiksvoorwerp) van Boeddha of van een belangrijke monnik werd bewaard. De oorsprong van dit bouwwerk ligt bij het grafmonument dat opgericht is na de dood van de Boeddha Sakyamuni. Traditiegetrouw werd de as van een gecremeerde heilige bewaard in een monument dat de vorm had van een halve bol, geplaatst op een vierkant platform. Aangezien er echter direct na de dood van Boeddha ruzie uitbrak over de verdeling van zijn overblijfselen, werden er duizenden stupa’s gebouwd in de verschillende koninkrijken waar hij tijdens zijn leven had rondgezworven. De stupa heeft in verschillende gebieden ook verschillende vormen gekregen. Kenmerkend voor alle stupa’s is dat zij bekroond worden door een spits, die symbool staat voor de wereldas. Deze spits heeft vaak de vorm van dertien op elkaar liggende ronde schijven, symbolisch voor de verschillende stadia op weg naar het nirvana, de verlossing van de ziel uit de kringloop van wedergeboorte. De parasol op de top van de stupa is een uitbeelding van dit nirvana. 
In de nissen aan de vier zijden van de stupa zitten vier van de vijf Pancha Boeddha’s; de vijfde, Vairocana (de Boeddha van het centrum), bevindt zich in het centrum van het heiligdom.

De beroemdste en indrukwekkendste stupa’s in Nepal zijn die van Svayambhunath en Bodhnath, beide gelegen in de vallei van Kathmandu. Stupa’s kunnen monumentale bouwwerken zijn, zoals deze in de Kathmandu-vallei, maar ook miniatuurversies en zelfs objecten van een paar centimeter hoog komen veelvuldig voor. Het symbool, de dood van de Boeddha of een dierbare persoon, blijft behouden maar de stupa kan ook een opbergplaats vormen van heilige of kostbare voorwerpen in het algemeen. De miniatuur-stupa’s kunnen ook dienst doen als offer aan een tempel of ander boeddhistische heiligdom. 

Chakra
Chakra is één van de Astamangala; de acht tekens van voorspoed en geluk in de Tibetaans boeddhistische religie. Dit rad of wiel staat met zijn acht spaken voor het Achtvoudige Pad naar Verlichting, en daarmee voor de ganse boeddhistische leer. Het in beweging zetten van het wiel leidt tot de verspreiding van de leer en bewerkstelligt snelle spirituele veranderingen. 
Daksinavartasankha
Daksinavartasankha is één van de Astamangala; de acht tekens van voorspoed en geluk in de Tibetaans boeddhistische religie. Deze witte schelp verkondigt de roem en triomf van het boeddhisme. Ze wordt gebruikt als hoorn om religieuze bijeenkomsten samen te roepen, als muziekinstrument en om het heilige water in te bewaren. Heldhaftigheid, moed en overwinning zijn kenmerken toegeschreven aan deze zeldzame, rechtsdraaiende schelp.
Devi
Devi is de grote moedergodin in het hindoeïsme. Haar vele verschijningsvormen staan voor de actieve vrouwelijke energie (Shakti) binnen de religie. Vanuit deze vrouwelijke oerkracht is het universum ontstaan en zonder deze levenskracht kan haar mannelijke tegenpool, de hindoegod Shiva, niet functioneren. 
Durga
De hindoeïstische godin Durga wordt beschouwd als één van de verschijningsvormen van Devi, de grote moedergodin die staat voor de actieve vrouwelijke energie (Shakti) binnen de religie. Vanuit deze vrouwelijke oerkracht is het universum ontstaan en zonder deze levenskracht kan haar mannelijke tegenpool, de hindoegod Shiva, niet functioneren. 
Één van haar vroegste verschijningen in de hindoeïstische mythologie is die van de reddende figuur, Durga. Toen Vishnu en Shiva merkten dat zij het kwaad in de wereld niet konden verslaan, gebruikten zij beiden hun energie om de mooie, strijdlustige godin Durga te scheppen. Rijdend op een tijger en zwaaiend met haar geduchte wapens versloeg zij het duivelse buffelmonster Mahisasura in een epische slag en liet zo zien hoe goddelijke macht over het kwade triomfeert.
Tijdens het grootste en langdurigste festival van Nepal, het Dasain festival, herdenkt men de zege van de godin Durga op de kwaadaardige buffeldemon.
Ganesh
Ganesh is in het pantheon van het hindoeïsme de godheid met het olifantenhoofd. Hij is de god van kennis en wijsheid, neemt hindernissen weg en is de beschermheilige van reizigers. Deze zoon van Shiva en Parvati is bijzonder populair in Nepal. De gelovigen bidden tot hem voor ze aan iets nieuws beginnen, zoals een nieuwe baan, een verhuis, een huwelijk of een geplande reis. Volgens de traditie moet men Ganesh als eerste god van de dag aanbidden. Het is dan ook al vroeg in de ochtend druk bij de aan hem gewijde heiligdommen. 
Er bestaan verschillende legendes over de oorspong van het ongewone olifantenhoofd. Eén van deze legendes vertelt hoe de vader van Ganesh, Shiva, na een lange afwezigheid op een nacht onverwachts thuis komt en een man in de slaapkamer van zijn vrouw Parvati aantreft. In blinde woede over het vermeende overspel van zijn vrouw, hakt hij het hoofd van de man af. Pas dan ontdekt Shiva dat het zijn zoon Ganesh is. Om zijn fout te herstellen, belooft hij Ganesh het hoofd van het eerste wezen dat hij de volgende ochtend zal ontmoeten. Het eerste levende wezen dat hij die ochtend op zijn weg zou tegenkomen is een olifantenbaby en zodoende ging Ganesh de geschiedenis in als de god met het olifantenhoofd. 
Er zijn veel verschillende voorstellingen van Ganesh, telkens met andere attributen. Hij wordt meestal afgebeeld met een dikke, blote buik, een roos-oranje huid, een rat aan zijn voeten en uiteraard een olifantenhoofd. De rat (die opvallend klein is) is zijn persoonlijk vervoersmiddel of rijdier. Tussen zijn ogen (boven de slurf) bevindt zich vaak het symbool voor Ohm: de klank (vibratie) waaruit het universum ontstaan is. Een andere keer wordt een derde oog afgebeeld, symbool voor mystieke en goddelijke kennis. Verder heeft hij slechts één volledige slagtand; de andere brak af tijdens een gevecht met de krijger Parasuram. Zijn vier armen verwijzen zowel naar zijn vermogen om mensen te helpen als naar dat om kwaad te vernietigen. Naast het wegnemen van obstakels is Ganesh ook de god die ervoor zorgt dat kinderen altijd te eten hebben, vandaar dat hij vaak afgebeeld wordt met een schaal vol snoep en lekkers waaraan hij zich regelmatig ook zelf tegoed doet!
Met zijn gezellige, vriendelijke uitstraling en zijn enorme buik belichaamt Ganesh de paradox dat aardse genietingen geen beletsel hoeven te zijn voor goddelijk en diep geestelijk inzicht. 
Ganga
Ganga is in de hindoeïstische mythologie de godin van de meest heilige rivier in India, de Ganges. Ze symboliseert toewijding en zuiverheid en personaliseert het heilige water van de rivier. Het water van de Ganges heeft volgens het hindoeïstische geloof een zuiverende werking en wast de zonden weg. Jaarlijks trekken dan ook miljoenen hindoes naar de rivier om al badend hun ziel te wassen in de Ganges. Om dezelfde reden worden doden op de oevers van de rivier gecremeerd. Nadien worden de asresten van de dierbare overledene verzameld en in de heilige rivier verstrooid.
Garuda
Garuda is de mythische man-vogel en rijdier van de hindoegod Vishnu, de beschermer van het heelal. Voor hindoetempels ter ere van Vishnu is vaak een beeld van de Garuda te vinden, in geknielde houding en met gevouwen handen uit respect voor zijn meester. Naast deze menselijke gedaante wordt Garuda ook afgebeeld met het hoofd van een vogel. 

Ook in het Tibetaans boeddhisme, en meer specifiek de eeuwenoude Bon-religie, is Garuda een belangrijk mythologisch wezen. De Bon-godsdienst is het animistisch-sjamanistisch volksgeloof dat in Tibet bestond voordat het boeddhisme er in de 7de eeuw n.Chr. geïntroduceerd werd. Men aanbad natuurkrachten en placht demonen en geesten te pacificeren met offers. De mythologische adelaar Garuda verslindt slangen en andere vijandelijke krachten en geldt als beschermer van de boeddhistische leer in het algemeen.
gebedsmolen
Gebedsmolens of ‘mani-wielen’ zijn belangrijke religieuze voorwerpen voor Tibetaanse en Nepalese boeddhisten. Het zijn holle metalen cilinders, meestal van verguld brons, die om een verticale as draaien. De buitenzijde is versierd met inscripties in het Sanskriet of Tibetaanse script en met gunstige boeddhistische symbolen. 
Het hoogste punt van het gebedswiel heeft de vorm van een lotus knop. Binnenin bevat de cilinder religieuze teksten, geschreven of gedrukt op talrijke opgerolde papiertjes of dierlijke huid. Het meest voorkomende opschrift in boeddhistische gebedsmolens is de mantra Ohm mani padme hum. 

Gebedsmolens komen voor in vele soorten en maten. De kleine mani-wielen zijn voorzien van een handvat en bedoeld voor persoonlijk gebruik. De middelgrote exemplaren steunen op een as gemaakt van hout of een edel metaal. Ze worden vaak in rij opgesteld bij kloosters of tempels en worden door voorbijgangers rondgedraaid. Op sommige heilige plaatsen zijn ook grote, loodzware gebedsmolens te vinden, die worden aangedreven d.m.v. wind- of waterkracht. 

Wat de grootte of de plaatsing van een gebedsmolen ook is, het principe blijft altijd hetzelfde. De cilinder is slechts een omhulsel en het belangrijkste schuilt in het binnenste, in de heilige teksten. Door het spinnen van de gebedsmolen gaan de religieuze spreuken op in de wind en worden de zegeningen van de mantra’s de wijde wereld ingezonden. 
Volgens het boeddhisme heeft het ronddraaien van een gebedsmolen hetzelfde effect als het uitspreken van de betreffende gebeden of mantra's. De molen dient wel gedraaid te worden in de richting van de klok, anders wordt het opschrift achteruit gelezen.
ghanta
De ghanta of handbel is een belangrijk ritueel object in zowel het boeddhisme als het hindoeïsme. In het boeddhisme wordt de bel door de monniken vastgehouden tijdens religieuze ceremonies, meestal in combinatie met de vajra (een rituele scepter). De vajra (in de rechterhand) staat hierbij voor de onverwoestbare kracht en bekwaamheid, het mannelijke aspect van de godsdienst (de methode). De ghanta (in de linkerhand) vertegenwoordigt het vrouwelijke, passieve aspect (de wijsheid). Samen duiden ghanta en vajra de weg naar Verlichting aan. 

Ook in het hindoeïsme is de ghanta een onmisbaar ritueel object tijdens puja (religieuze offers en verering van een godheid). De bel wordt gerinkeld bij het betreden van een heiligdom en vóór de eigenlijke aanbidding begint. Het geluid van de bel nodigt de godheid uit de gebeden en vereringen ter zijner ere te accepteren en verjaagt de eventuele aanwezigheid van kwade krachten. 
ghau
De Ghau is een boeddhistische gebedsdoos of amulethouder waarin een beeldje van de persoonlijke godheid van de eigenaar bewaard wordt. Binnenin bevinden zich ook andere religieuze zaken, zoals vlaggen met heilige teksten, zand van het land van herkomst, heilige kruiden, enz. Deze worden verondersteld geluk en bescherming te brengen aan de drager. De ghau wordt zowel binnen- als buitenshuis gebruikt. Voor gebruik buitenshuis wordt een draagriem bevestigd, wat het een ideaal reisaltaar maakt.
De ghau is vervaardigd uit Tibetaans zilver en aan de voorzijde versierd met betekenisvolle inscripties; middenin is een glazen venstertje waarachter de afbeelding van de godheid bewaard wordt. 
Groene Tara
Tara is in het boeddhisme de belangrijkste vrouwelijke bodhisattva. Deze lotus-dragende godin vertegenwoordigt het moederlijke aspect van medeleven en zou volgens de legende geboren zijn uit een traan van Avalokiteshvara, de god van het universele mededogen. Tara heeft 21 verschijningsvormen in diverse kleuren, waarvan de Witte en de Groene Tara het meest voorkomend zijn.
Het verhaal gaat dat Avalokiteshvara uit wanhoop huilde over het lijden van de mens. Twee van zijn tranen vielen neer op aarde en uit elk van deze ontstond een meertje waarin een lotus groeide. Toen de lotussen open bloeiden, verscheen in het hart van elk een Tara. De traan uit het linkeroog resulteerde in de Groene Tara, die uit het rechteroog in de Witte Tara.

De Groene Tara wordt beschouwd als beschermster tegen allerhande gevaren, angsten en leed. Ze wordt meestal zittend afgebeeld in lalitasana-houding, een ontspannen zit waarbij haar rechterbeen lichtjes gestrekt is, klaar om de stap te zetten naar mensen in nood. Haar linkerhand is opgeheven tot de hoogte van de borst, met de handpalm naar buiten gekeerd. Dit is het gebaar van onbevreesdheid en geruststelling. Met haar rechterhand maakt ze het gebaar van zegen en vrijgevigheid. 
hatti - olifant
Hatti of olifant is een belangrijk dier in zowel het hindoeïsme als het boeddhisme. In de hindoeïstische traditie is hij het symbool van de kracht van de heilige wijsheid, intelligentie, koninklijke waardigheid en onoverwinnelijke macht. Omdat olifanten heel oud kunnen worden, representeren zij ook lang of eeuwig leven en de overwinning op de dood. Er zijn meerdere goden met olifanten verbonden: Ganesh, de god van kennis en wijsheid, wordt afgebeeld met een olifantenhoofd en Indra, de behoeder van het oosten, heeft een witte olifant als rijddier. Nog volgens een oude hindoe legende wordt de wereld gedragen door vier olifanten, die zelf op de rug van een gigantische schildpad staan. 

Ook in het boeddhisme is de olifant heilig, omdat het een olifant was die de geboorte van de Boeddha Sakyamuni aankondigde. Volgens de legende zou de moeder van Boeddha een droom gehad hebben van een witte olifant, die haar lichaam binnendrong, als verkondiging van de geboorte van haar goddelijke zoon en van zijn onbevlekte conceptie.
Indra
Indra is in de hindoeïstische traditie de god van regen en bliksem en beschermer van de oostelijke hemel, van waaruit de moessonwolken komen. Als dusdanig bepaalt hij de vruchtbaarheid en plantengroei. Het jaarlijkse feest ter zijner ere, het Indra Jatra festival, luidt het einde van de moesson in. Het is één van de grootste en meest spectaculaire festivals in de Kathmandu vallei. De festiviteiten duren acht dagen en worden door zowel hindoes als boeddhisten bijgewoond.
Kalachakra mandala
De Kalachakra mandala wordt gebruikt als initiatie in de Kalachakra-tantra, één van de belangrijkste tantrische teksten in het Vajrayana-boeddhisme. Deze tantra behandelt het concept van tijdcycli van het bestaan. De Kalachakra mandala stelt een wiel van tijd voor die zonder begin en einde is, waar elke cyclus door een nieuwe cyclus gevolgd wordt. Als dusdanig is ze een symbolische voorstelling van de vele aspecten van de Kalachakra-tantra. De mandala representeert de heilige residentie van de centrale Kalachakra godheid, alsook de cycli van de planeten en de cycli van de menselijke energie. Via de mandala wordt de deelnemer met de verschillende cycli bekend gemaakt en onderwezen hoe men geestelijke energieën kan beheersen. Volgens oude boeddhistische voorspellingen zal de kennis en beoefening van de Kalachakra bijdragen aan meer vrede en harmonie in een steeds turbulenter wordende wereld.
Kalachakra-symbool
Het Kalachakra-symbool wordt ook wel Almachtige Tien genoemd, naar de zeven door elkaar geweven letters die het symbool vormen, met als bekroning de zon en de maan, waarboven een vlammetje. De letters zijn geschreven in Lantsa-schrift, een boeddhistische versie van het Sanskriet dat gebruikt wordt voor mantra’s en heilige teksten. Dit symbool is een belangrijk meditatieobject en staat voor de initiatie in de Kalachakra-tantra, één van de belangrijkste tantrische teksten binnen het Vajrayana boeddhisme. Deze tantra behandelt het concept van tijdcycli van het bestaan, zoals de cycli van de planeten en de cycli van de menselijke energie. Een initiatie in deze tantra krijgen betekent dat de deelnemer met de verschillende cycli wordt bekend gemaakt en onderwezen wordt hoe men geestelijke energieën kan beheersen. Volgens oude boeddhistische voorspellingen zal de kennis en beoefening van de Kalachakra bijdragen tot meer vrede en harmonie in een steeds turbulenter wordende wereld.
Kalasa
Kalasa of de vaas met schatten is één van de Astamangala; de acht tekens van voorspoed en geluk in de Tibetaans boeddhistische religie. De kalasa symboliseert de onuitputtelijke rijkdom die men ontvangt bij het bereiken van spirituele Verlichting. Naast de rijkdom van de boeddhistische leer verwijst de vaas ook naar lang leven, voorspoed en rijkdom, zowel op emotioneel als materieel vlak.
Kali
De hindoegodin Kali (de Zwarte) is de verwoestende tegenhanger van haar echtgenoot Shiva. Ze is de dochter van Durga en een incarnatie van de godin Parvati. Ze geldt als de godin van de wraak maar is ook de godin van de mysteriën. Ze kan natuurrampen veroorzaken, maar ook demonen uitbannen die de kosmische orde bedreigen. Om deze godin tevreden te stellen, zijn bloedige dierenoffers vereist. 
Kali belichaamt ook de vrouwelijke energie, Shakti. Zonder deze oerkracht kan haar man niet functioneren. 
Deze bloeddorstige godin wordt afgebeeld met woest opengesperde ogen en een uitgestoken tong, waarmee ze het bloed van haar offergaven likt.
Kharchheri
Kharchheri is één van de 108 vormen van de bodhisattva Avalokiteshvara, de god van het universele mededogen. De bekende mantra Ohm mani padme hum is aan deze godheid gewijd. Kharchheri wordt afgebeeld met vier armen, waarvan de rechterhand een rozenkrans vasthoudt en de linkerhand een lotusbloem. De andere twee handen zijn opgeheven tot de hoogte van de borst, handpalmen samengebracht in ‘namaskar mudra’, het gebaar van verwelkoming. Tussen de handpalmen bevindt zich een juweel dat symbool staat voor kennis. Kharachheri symboliseert mededogen, bescherming en vrijheid.
Kirtimukha
Kirtimukha is een mythologische monsterkop in het Tibetaans boeddhisme. Dit mystieke wezen is één van de lokale beschermers afkomstig uit de eeuwenoude Bon-religie. Dit is het animistisch-sjamanistisch volksgeloof dat in Tibet bestond voordat het boeddhisme er in de 7de eeuw n.Chr. geïntroduceerd werd. Men aanbad natuurkrachten en placht demonen en geesten te pacificeren met offers. 
Met zijn wijd opengesperde ogen, scherpe hoornen, reusachtige hoektanden, gapende mond, en woeste gelaatsuitdrukking, bestrijdt Kirtimukha kwade demonen en beschermt de gelovigen tegen kwade krachten. Dergelijke angstaanjagende figuren zijn dus niet – wat men op grond van hun uiterlijk makkelijk zou kunnen denken – slecht of destructief van aard, maar fungeren juist als beschermers tegen allerhande gevaren. Hun uiterlijk is alleen maar een symbolische wijze om aan te geven hoe machtig zij zijn. 
De monsterkop wordt vaak afgebeeld boven vensters, poorten en deuropeningen van huizen en boeddhistische heiligdommen, om te verhinderen dat kwade krachten binnensluipen.

Krishna
Krishna is een incarnatie van de hindoegod Vishnu. Hij symboliseert liefde, toewijding, vreugde en muziek en is één van de meest aanbeden goddelijke persoonlijkheden in het hindoeïsme. Hij is een trouwe bondgenoot van de mens, die nergens voor terugdeinst om zijn vrienden te helpen. Hij is naar de aarde gezonden om het kwaad te bestrijden en voor het goede te vechten. Krishna wordt meestal afgebeeld als een dwarsfluit spelende jongeman. Als koeienherder had hij een fluit nodig bij zijn werk. Spelend op zijn fluit wist hij iedereen te betoveren met zijn goddelijke liefde. Hij stal vooral de harten van de gopis; herderinnetjes met wie hij heel wat plezier beleefde. Krishna wordt vaak om hulp gevraagd bij zaken in de liefde, want zijn ervaringen met de herderinnetjes maakte hem een expert op dit gebied.
Kumar
De hindoeïstische godheid Kumar is de broer van de meer bekende godheid met het olifantenhoofd, Ganesh. Het verhaal gaat dat Shiva op een dag zijn zonen, Ganesh en Kumar, op pad stuurde om het begin en het einde van het universum te achterhalen. Kumar, wiens voertuig de pauw is, vloog uit en begon de zoektocht onmiddellijk. Ganesh daarentegen was hulpeloos omdat zijn voertuig, de rat, niet kon vliegen. Hij gaf zijn onvermogen grif toe en stapte driemaal rond zijn vader. Hieruit besloot hij dat Lord Shiva voor hem zowel het begin als eindpunt van alles is. Kumar’s poging om het universum te doorkruisen liep uit op een mislukking, waardoor hij, in tegenstelling tot zijn broer Ganesh, geen zegenwensen van zijn vader ontving. Dit is de reden waarom Kumar niet vaak aanbeden wordt door gelovigen, terwijl Ganesh, die gezegend werd voor de openhartige bekentenis van zijn onvermogen, één van de meest aanbeden godheden in bijna elke hindoeïstische ceremonie is.
Kumari
De levende godin Kumari wordt beschouwd als de vreedzame incarnatie van Kali, de hindoegodin van de wraak. Ze wordt uitgekozen uit duizenden meisjes rond vier-/vijfjarige leeftijd. De selectie van een Kumari is aan bijzonder strenge regels gebonden. Om te worden uitverkoren, moet een meisje een hele resem specifieke kenmerken vertonen, zoals zwart haar, donkere ogen, een sonore stem en lange slanke armen. Zij mag in het verleden ook nooit gewond zijn geweest of bloed hebben verloren. De uiteindelijke keuze maakt men in een donkere kamer vol met pas geslachte buffelkoppen en priesters met maskers die de meisjes zoveel mogelijk schrik proberen aan te jagen. Wie er het minst bang is, wordt tot Kumari verkozen. Op een door astrologen bepaalde dag installeert men de Kumari op de troon in Kumari Bahal, het huis van de Kumari. Hier zal ze gescheiden van haar familie wonen tot aan haar aftreden. Ze verlaat het huis enkel tijdens belangrijke festivals, waarbij men haar door de stad draagt omdat haar voeten buitenshuis de grond niet mogen raken. 
De Kumari blijft in functie tot ze bloed verliest zoals bij de eerste menstruatie of een verwonding. Op dat moment treedt zij af en wordt een nieuwe Kumari gekozen. De ex-Kumari keert terug naar haar familie maar een huwelijk is haar in de toekomst echter niet zonder meer weggelegd. Het volksgeloof wil immers dat de echtgenoot van een ex-Kumari binnen zes maanden na het sluiten van het huwelijk zal sterven.
lachende Boeddha Maitreya
De lachende Boeddha, Maitreya genaamd, is de Boeddha van de Toekomst. Volgens de ideeën van het Mahayana-boeddhisme is hij de opvolger van de historische Boeddha Sakyamuni, die over het huidige tijdperk regeert. In afwachting dat hij op aarde mag verschijnen, wacht Maitreya nu als bodhisattva (“Boeddha in wording”) geduldig zijn beurt af. In Nepal wordt Maitreya meestal voorgesteld als een Boeddha met afhangende benen, om aan te geven dat hij zit te wachten tot zijn tijd gekomen is. In Tibet en China wordt hij veelal afgebeeld als een dikbuikige en goedlachse man, die gestalte kreeg met een boeddhistische monnik die eeuwen geleden zorgeloos in Azië rondtrok en overal waar hij kwam geluk en tevredenheid bracht. Vanwege zijn enorme vrijgevigheid en vermogen om blijdschap te verspreiden, werd hij na zijn overlijden beschouwd als een incarnatie van Maitreya. Met zijn omvang representeert de lachende Boeddha de idealen van het goede leven: gezondheid, geluk, welvaart en lang leven. Zijn beeltenis geldt als voorbeeld van onbezorgde gelukzaligheid voor wie ‘de Boeddha in zichzelf’ gevonden heeft. 
Lakshmi
Lakshmi is de echtgenote van de hindoegod Vishnu en godin van rijkdom, licht, welvaart en wijsheid. Ook kenmerken als schoonheid, moed, vruchtbaarheid en liefde worden aan haar toebedeeld. Ze wordt beschouwd als hét symbool van geluk en voorspoed. Hindoeïsten zien haar als moeder van het universum en ze wordt vereerd tijdens het jaarlijkse lichtfeest Diwali.
Lokta papier
Lokta papier wordt gemaakt van de schors van de Lokta (Daphne Cannabina), een boomsoort die rijkelijk groeit in het Himalaya-gebergte op een hoogte van 2000 tot 3000 meter. Om de twee à drie jaar wordt de stam van deze boom op ongeveer halve meter van de grond gekapt, waarna de boom zichzelf herstelt en uitgroeit tot zijn eerdere volwassen staat. 
Het papier wordt geschept in verschillende samenstellingen en de dikte is bepalend voor de kwaliteit en sterkte van het eindproduct. Het productieproces van het papier verloopt volledig natuurlijk en vormt geen bedreiging voor het ecosysteem in de Himalaya. Alleen zout en water wordt gebruikt om de houtachtige vezels zacht te maken. Daarmee is Lokta-papier een authentiek, sterk en ecologisch zeer verantwoord product, dat zich ook voor minder traditionele toepassingen leent. Er worden o.a. notitieboekjes, albums, briefpapier, onderleggers en opbergdoosjes in Lokta papier vervaardigd.
Lotusbloem
Padma is één van de Astamangala; de acht tekens van voorspoed en geluk in de Tibetaans boeddhistische religie. Deze lotusbloem is het boeddhistische symbool bij uitstek en staat voor mentale en spirituele zuiverheid. De bloeiwijze van de lotus is een belangrijke metafoor voor de weg naar Verlichting. De lotus heeft zijn wortels in de modder, groeit verder in het troebele water, om uiteindelijk boven het wateroppervlak open te bloeien tot een prachtige bloem. Zo ook baant de ziel of geest zich in eerste instantie een weg door de modder van het materialisme, vervolgens doorheen de wateren van ervaring, om uiteindelijk te eindigen in de zon van Verlichting. De lotus is in vele culturen een symbool geworden van zuivering, regeneratie en ontstijging; de transformatie van laag (materie, slijk, modder) naar hoog (energie, bewustzijn, licht en schoonheid).
lung-ta
Lung-ta is een mythologisch lucht- of windpaard karakteristiek voor het Tibetaans Boeddhisme. 'Lung' staat voor wind en 'Ta' betekent paard. Het gaat om een sterk en snel vliegend paard dat de boodschap van de boeddhistische leer verspreidt.
Mahakala
Mahakala wordt vereerd door zowel hindoeïsten als boeddhisten. In het boeddhisme is hij één van de meest voorkomende woeste beschermgoden van de godsdienst. Met zijn wijd opengesperde ogen, grote slagtanden, vlammende haren en zijn kroon van schedels, bestrijdt hij kwade demonen en andere vijanden van het boeddhisme. Dergelijke angstaanjagende goden zijn dus niet – wat men op grond van hun uiterlijk makkelijk zou kunnen denken – slecht of destructief van aard, maar fungeren juist als beschermers van de boeddhistische leer en van de kwade elementen binnen ieder wezen in het algemeen. Hun uiterlijk is alleen maar een symbolische wijze om aan te geven hoe machtig zij zijn. 
Met zijn beschermcapaciteiten neemt Mahakala dan ook een prominente plaats in aan de ingangen van boeddhistische heiligdommen. 
Mahakala is de boeddhistische tegenhanger van de hindoeïstische god Shiva in diens rol van Vernietiger. Shiva is de god van de vernietiging, maar ook van het nieuwe leven dat daaruit voortkomt. Hij breekt het leven af, zodat de mens zijn leven opnieuw kan heropbouwen. De afschrikwekkende Mahakala vertegenwoordigt de vernietigende elementen in de persoonlijkheid van Shiva, in tegenstelling tot Nandishvara, die de milde en positieve kant van de godheid weergeeft. 
Mahayana-boeddhisme
Mahayana is een boeddhistische stroming die tot stand kwam als kritiek op de strenge regels van de eerdere boeddhistische stroming, het Hinayana, omdat die slechts een beperkt aantal gelovigen verlossing kunnen brengen. Deze stroming stelde zich als doel om juist een zo groot mogelijk deel van de mensheid mee te nemen naar de Verlichting. Centraal in de Mahayana-ideologie is de idee van de bodhisattva: dit is een wezen, dat het Boeddhaschap in zich heeft, maar hier bewust van afziet, om zo in staat te zijn anderen heel actief bij te staan op het pad naar Verlichting. Dit in tegenstelling tot een Boeddha, die de opperste Verlichting (nirvana) reeds bereikt heeft. Bodhisattva’s kunnen allerlei gestalten aannemen en men kan hen aanroepen om hulp. Volgens het Mahayana moeten de mensen niet egoïstisch naar het nirvana streven, maar anderen helpen de weg naar de bevrijding te vinden. In deze stroming wordt de Boeddha Sakyamuni ook niet meer als enige Boeddha gezien, maar geplaatst in een reeks van andere, ‘aardse’ Boeddha’s, die hem voorafgegaan zijn en op aarde geleefd hebben om de mensheid te helpen. Naast deze aardse Boeddha’s kent het Mahayana-pantheon ook een oneindig aantal kosmische of spirituele Boeddha’s, die zich nooit in mensengedaante op aarde vertoond hebben maar als overstijgende figuren allerlei aspecten van het Boeddhaschap belichamen. Tot de meest vereerde behoren de vijf Pancha Boeddha's (Dhyani of Hemelse Boeddha's). Ook kent het Mahayana-pantheon een enorme reeks goden, inclusief woeste en angstaanjagende beschermgoden. De letterlijk duizenden Boeddha’s, bodhisattva’s en beschermgoden onderstrepen het belang van devotie en godenverering binnen het Mahayana-boeddhisme. In feite zijn ze echter allen niets anders dan verschillende verschijningen van één en dezelfde abstracte opperboeddha, de Oerboeddha of Adi-Boeddha, en kan het Mahayana-boeddhisme paradoxaal genoeg een monotheïstische godsdienst worden genoemd. 

Meer informatie over Mahayana, Hinayana en Vajrayana boeddhisme kan u vinden onder de rubriek 'Religies in Nepal'.
mandala
Mandala is een woord uit het Sanskriet en betekent letterlijk cirkel. Het concept is afkomstig uit het hindoeïsme en werd later door het boeddhisme overgenomen. Een mandala is een figuur gecentreerd rond een middelpunt en opgebouwd uit veelvoudige symmetrische patronen. De mandala’s zoals toegepast in de hindoeïstische en boeddhistische kunst zijn magische diagrammen waarbinnen afbeeldingen van religieuze symbolen en/of goden voorkomen. Ze kunnen de symbolische voorstelling van het universum zijn, de heilige residentie van de centrale godheid representeren of de vele aspecten van een specifieke tantra symboliseren (een tantra is het geheel aan filosofische teksten, meditaties en rituele praktijken die gericht zijn op geestelijke verruiming en bevrijding). Mandala’s worden meestal gebruikt als middel tot meditatie en concentratie. 
Elk kleinste detail heeft een spirituele en symbolische betekenis. Via het geheel aan symbolen levert elke mandala zijn eigen inzicht aan en straalt een welbepaalde vorm van energie uit.
Manjushree
Manjushree is de oudste bodhisattva in het Mahayana-boeddhisme en symboliseert goddelijke, transcendente wijsheid. Hij wordt beschouwd als de stichter van de vallei van Kathmandu. Volgens de legende leidde goddelijke intuïtie hem vanuit China naar Kalihrada, een heilig meer in Nepal dat de huidige Kathmandu-vallei besloeg, om er te offeren aan een uitzonderlijke lotusbloem die zich midden in het meer bevond en vanuit de hemel werd aangelicht. Volgens de boeddhisten was deze lotusbloem de belichaming van Swayambhu, de Oerboeddha. Omdat het Manjushree niet lukte de lotusbloem te bereiken, hakte hij met één zwaardslag een kloof in de rotsen uit die het meer aan de zuidkant omringden; de nauwe Chobar Kloof ten zuiden van Kathmandu zou op die manier zijn ontstaan. Doorheen de opening liep het water weg uit het meer en er bleef een vruchtbare vallei achter. In het midden hiervan werd de vallei van Kathmandu opgericht. De waterstoom is nu de bekende Bagmati-rivier en op de plaats van de lichtgevende lotusbloem staat nu de stoepa van Swayambhunath, één van de voornaamste boeddhistische heiligdommen in Nepal. 
Manjushree wordt meestal afgebeeld als eeuwig jonge prins en symboliseert als dusdanig het boeddhistische inzicht dat wijsheid geen kwestie van leeftijd en jarenlange ervaring is maar veeleer het resultaat is van de capaciteit om rechtstreeks tot de kern van de werkelijkheid door te dringen. In zijn rechterhand houdt hij het twee-snijdend vlammenzwaard vast, dat de knopen van onwetendheid doorhakt. In zijn linkerhand houdt hij een lotusbloem vast, met daarop het boek der heilige kennis. Met zijn linkerhand maakt hij het gebaar van onderwijzen en onderrichten. Men gelooft dat de aanbidding van Manjushree leidt tot meer wijsheid, intelligentie en een beter geheugen. 
mantra's
Een mantra is een gedicht, woord, uitspraak of een lettergreep die het midden houdt tussen een spreuk met magisch effect en een gebed. In het boeddhisme en hindoeïsme worden de ritmische gebedsformules vrijwel zonder ophouden gereciteerd, niet alleen tijdens gebed of meditatie, maar ook in het dagelijkse leven.
matsya
Matsya of vissen zijn van symbolische waarde in zowel het boeddhisme als het hindoeïsme. In de boeddhistische traditie zijn de twee gouden vissen één van de acht Astamangala; de tekens van voorspoed en geluk. In het hindoeïsme wordt de vis beschouwd als de eerste verschijningsvorm van Vishnu, de god die de schepping in stand houdt. Wanneer de balans tussen goed en kwaad wordt verstoord en chaos dreigt, daalt Vishnu naar de aarde af om haar voor vernietiging te behoeden. Hij komt telkens in een andere gedaante: een zogehete avatara of incarnatie.Van Vishnu zijn tien incarnaties bekend, waarvan de tiende nog moet verschijnen. Zijn reeks van bestaansvormen begon hij als een vis. Het verhaal gaat dat Vishnu in deze gedaante de eerste mens redde van een kosmische zondvloed. Ook redde hij de Veda's, de heilige boeken van het hindoeïsme, uit de handen van een demon die deze in de oceaan verborgen hield.
Mithila
Mithila is een eeuwenoude volkskunst uit Nepal, afkomstig uit de zuidoostelijke arme Terai-vlakten. Het is de traditionele tekenkunst van de Mithila-vrouwen die de natuurlijke omgeving in al zijn eenvoud reflecteert. Vooral de traditionele Mithila muurschilderingen zijn wereldvermaard. Elk jaar opnieuw - en dit sedert eeuwen - schilderen de vrouwen van het Mithila-volk tijdens Deepawli, het herfstfeest, kleurrijke taferelen op de muren van hun huizen en tempels. De muren worden bedekt met een mengsel van modder, mest en rijstpelletjes. Op de vochtige ondergrond worden motieven met religieuze betekenis of taferelen uit het traditionele dagelijkse leven van de agrarische gemeenschap getekend. Vaak voorkomende afbeeldingen zijn ook dieren als tijgers, koeien, kraaien, schildpadden, vissen en olifanten. De figuren worden gekenmerkt door eenvoudige abstracte kenmerken en worden doorgaans afgebeeld in profielaanzicht. 
Elk jaar opnieuw wast de wintermoesson de tekeningen weer weg. 

In het begin van de jaren zeventig heeft een aantal Indiase kunstenaars de Mithilia-vrouwen gestimuleerd om hun prachtige - maar vluchtige resultaten ook op papier te maken. De kleurrijke pentekeningen zijn inmiddels terug te vinden op papier, canvas, borduur- en terracotta werk. 
De Mithila-vrouwen leven nog steeds in de geborgenheid van de traditionele dorpsgemeenschap en spreken doorgaans uitsluitend Maithili, een taal afgeleid van het Sanskriet, maar verschillend van het Nepali. De traditionele tekentechnieken en kennis van motieven en kleuren, worden van moeder op dochter doorgegeven. 
Lokale organisaties zetten zich in om deze etnische kunstvorm te bewaren en de positie van de Mithila-vrouwen te versterken. 
naga
Naga is een klasse van bovennatuurlijke wezens in het boeddhisme en het hindoeïsme die vaak de verschijning van een slang of draak aannemen. Deze mythologische dieren bezitten volgens de religies een heilige kracht en nemen vaak de functie van bewaker op zich. Ze waken bij de poorten van heilige oorden en worden vaak afgebeeld bij deuropeningen, om te verhinderen dat kwade krachten binnensluipen.
Narasimha
Narasimha is de vierde bestaansvorm van de hindoegod Vishnu en staat bekend als de man-leeuw die de ijzersterke demoon Hiranyakshipu doodde. Deze redder in nood heeft een menselijk lichaam en de kop en klauwen van een leeuw. 


Natraj
Natraj of de dansende Shiva stelt de hindoegod Shiva voor als koning van de dans. Zijn kosmische dans symboliseert schepping, bewaring en vernietiging tegelijkertijd. Hij balanceert op één been, dat stevig is geplant op de liggende demon van onwetend- en onkundigheid, Apasmarapurusa. Zijn voorste linkerhand wijst losjes naar zijn linkervoet, een gebaar dat verlossing aanduidt. Zijn voorste rechterhand maakt de abhayamudra, een gebaar dat geruststelling betekent. In zijn achterste handen houdt hij een vlam, het symbool van vernietiging, en een dubbelzijdige trommel, het symbool van herschepping.
In de hindoeïstische mythologie verbeeldt deze dans de energie die door de wereld stroomt en die de ritmes van dag en nacht, de seizoenen, geboorte en dood veroorzaakt. 

Shiva is de god van de vernietiging, maar ook van het nieuwe leven dat daaruit voortkomt. Hij breekt het leven af, zodat de mens zijn leven opnieuw kan heropbouwen. Beide aspecten worden uitgebeeld in deze woeste dans, die alles vernietigt en opnieuw opbouwt. 
Nirvana Boeddha
De Boeddha Sakyamuni ligt op zijn rechterzij, met zijn hoofd steunend op zijn rechterhand. Deze positie verwijst naar het moment dat de Boeddha het Nirvana binnengaat. Op 80-jarige leeftijd voelde de Boeddha zijn einde naderen. Bij de Noord-Indiase stad Kushinagara legde hij zich te ruste onder een boom en liet zijn geliefde leerlingen bij zich komen. Na een laatste prediking stierf hij. In het Sanskriet heet dit moment ‘paranirvana’, letterlijk ‘het laatste uitblazen’
Ohm
Ohm (- mantra) is één van de meest krachtige en heilige lettergrepen in het hindoeïsme. De adem die bij het woord hoort is het geluid dat aan de vorming van het universum vooraf ging. Het heilige woord symboliseert daarmee de ganse kosmos en omvat verleden, heden en toekomst. Ohm is eigenlijk de essentie van alles wat heilig is in het hindoeïsme. Het is de hindoeïstische basis-mantra die staat voor geestelijke volmaaktheid. Ze wordt uitgesproken aan het begin of einde van gebeden, zegeningen, ceremonies en lezingen uit de heilige boeken. Niet alleen de betekenis van het woord is hierbij van belang. Men gelooft dat de trilling van deze klank een verheffende werking heeft op het lichaam, waardoor een hoger bewustzijn bereikt wordt.
Ook in het boeddhisme wordt de Ohm-mantra heilig beschouwd, waar ze de basis vormt van vele andere mantra’s (zoals o.a. de bekende mantra Ohm Mani Padme Hum). 
Ohm Mani Padme Hum
Ohm Mani Padme Hum is de bekendste en de meest gewijde mantra binnen het Tibetaans boeddhisme. Een mantra is een gedicht, woord, uitspraak of een lettergreep die het midden houdt tussen een spreuk met magisch effect en een gebed. De ritmische gebedsformule Ohm mani padme hum heeft vele betekenissen. Letterlijk betekent het "Groet aan het juweel in de lotusbloem". Hij wordt uitgesproken voor geluk en welzijn en roept in het bijzonder de zegen van de bodhisattva Avalokiteshvara aan, de god van het universele mededogen.
De mani mantra wordt door zeer veel boeddhisten vrijwel zonder ophouden gereciteerd, niet alleen tijdens gebed of meditatie, maar ook in het dagelijkse leven. De gebedsformule is ook te vinden op gebedsmolens, uitgehouwen in rotsen of stenen, op amuletten, sieraden, gebedsvlaggetjes, enz. Er wordt gezegd dat het zien van de mantra dezelfde werking heeft als het uitspreken ervan. 

Ohm = Groet
Mani = Juweel
Padme = Lotus
Hum = standaard afsluiting van een mantra 
Oneindige knoop
De oneindige knoop (Srivatsa) is één van de Astamangala; de acht tekens van voorspoed en geluk in de Tibetaans boeddhistische religie. De oneindige knoop is een oeroud gelukssymbool voor het lange leven. Het is een gesloten grafische afbeelding van rechthoekige vervlochten en overlappende lijnen, zonder begin of einde. Het verwijst naar de eindeloze wijsheid van de Boeddha en diens oneindige mededogen, evenals naar de cyclische werkelijkheid van het bestaan, waarin alles onderling afhankelijk is. 

Pancha Boeddha’s
Het boeddhisme kent vijf Pancha Boeddha’s (Boeddha’s in meditatie), ook wel Dhyani of Hemelse Boeddha’s genaamd. Deze groep is de spil van het Mahayana-pantheon en is enorm populair in Nepal. Het zijn kosmische of spirituele Boeddha’s, die zich nooit in mensengedaante op aarde vertoond hebben. De vijf Pancha Boeddha’s zijn de symbolen van de vijf windrichtingen (inclusief het centrum), van de vijf elementen, kortom, van alle aspecten van het universum. Ze zijn in feite abstracte aspecten van één en dezelfde opperboeddha, de Oerboeddha of Adi-Boeddha. Elk verbeelden ze een spirituele eigenschap van het kosmische Boeddhaschap. Via meditatie slagen ze erin negatieve energie om te zetten in een transcendente wijsheid. 

De vijf Pancha Boeddha’s zijn: 

- Vairocana Boeddha: de Boeddha van de zon die verbonden is met het centrum van de kosmos. Vairochana wordt afgebeeld met beide handen voor de borst, duimen en wijsvingers elkaar rakend. Dit gebaar staat symbool voor ‘het in beweging zetten van het wiel van de wet’ (dharmachakra); het verspreiden en prediken van de boeddhistische leer. Vairocana belichaamt de overgang van onwetendheid en geestelijke blindheid in innerlijke ontwaking en zuivere intelligentie. 

- Amoghasiddhi Boeddha: de Boeddha van de wilskracht die verbonden is met het noorden. Amoghasiddhi wordt afgebeeld met de linkerhand in zijn schoot en de rechterhand opgeheven tot de hoogte van de borst, met de handpalm naar buiten gekeerd. Dit is het gebaar van onbevreesdheid en geruststelling. Amoghasiddhi belichaamt de overgang van afgunst en jaloezie in alles-volbrengende wijsheid. 

- Akshobhya Boeddha: de Boeddha van de standvastigheid die verbonden is met het oosten. Akshobhya wordt afgebeeld met de rechterhand omlaag, vingers naar beneden en de handpalm naar het lichaam gekeerd. Met de toppen van zijn vingers raakt hij de aarde aan; symbool voor zijn onverstoorbare karakter. Akshobhya belichaamt de overgang van gehechtheid aan zintuiglijke ervaringen in spiritueel bewustzijn. 

- Ratnasambhava Boeddha: de Boeddha van vrijgevigheid die verbonden is met het zuiden. Ratnasambhava wordt afgebeeld met de rechterhand omlaag, vingers naar beneden en de handpalm naar buiten gekeerd. Dit is het gebaar van zegen en gulheid. In de andere hand houdt hij een juweel vast waarmee hij mensen in materiele nood kan bijstaan en liefde kan geven aan het leven. Ratnasambhava belichaamt de overgang van hebzucht en trots in vrijgevigheid, wijsheid en gelijkheid. 

- Amitabha Boeddha: de Boeddha van het oneindige licht die verbonden is met het westen. Amitabha wordt afgebeeld met beide handen in meditatiehouding op de schoot en belichaamt de overgang van begeerte en hartstocht in diepgaande bewustwording. In zijn handen houdt hij een bedelkom vast, symbool voor oneindige ontvankelijkheid en nederigheid. Amitabha heerst over het westelijke paradijs Sukhavati, van waaruit verlicht bewustzijn (nirvana) mogelijk is. 

Meer informatie over Mahayana, Hinayana en Vajrayana boeddhisme kan u vinden onder de rubriek 'Religies in Nepal'.
pauw
De pauw is één van de meest elegante vogelsoorten in Nepal. Hij is het rijdier van enkele hindoegoden en in het boeddhisme wordt gezegd dat Boeddha geboren werd als pauw alvorens hij in menselijke gedaante op aarde verscheen. De Boeddha Sakyamuni heeft voor zijn toenmalige leven oneindig veel eerdere levens als mens, maar ook als dier op aarde gekend, o.a. als pauw. Afbeeldingen van pauwen zijn alomtegenwoordig in Nepal, voornamelijk in het prachtig versierde houtsnijwerk en de beeldhouwkunst. Beroemd zijn de houtgesneden pauwenvensters. Het mooiste met houtsnijwerk versierde pauwenraam van de hele vallei is te vinden in Bhaktapur, een middeleeuws stadje ten oosten van de hoofdstad Kathmandu.
Samantabhadra
Samantabhadra wordt door de oudste Tibetaans-boeddhistische kloosterorde (de Nyingmapa-orde) beschouwd als zijnde de Oerboeddha of Adi-Boeddha. Hij wordt zittend afgebeeld zonder enige kleding of attribuut, om aan te tonen dat hij volstrekt zichzelf en helemaal rein is. Hij wordt geassocieerd met de boeddhistische oefeningen en meditatie en toont zich bijna altijd met zijn partner Samantabhadri in de yab-yum houding. Yab-yum is in de boeddhistische kunst het beeld van de seksuele vereniging van de mannelijke godheid met zijn vrouwelijke tegenhanger. Hierbij zit de godheid in lotus- of meditatiepositie, terwijl zijn partner haar armen en benen om hem heen geslagen heeft. Deze houding wordt gezien als uitdrukking van de mystieke eenheid tussen het mannelijke, actieve aspect van de godsdienst (de methode) en het vrouwelijke, passieve aspect (de wijsheid). Samen duiden yab en yum de weg naar Verlichting aan.
Shiva
Shiva is de god van de vernietiging, maar ook van het nieuwe leven dat daaruit voortkomt. Hij breekt het leven af, zodat de mens zijn leven opnieuw kan heropbouwen. De vernietiging van het oude als begin van het nieuwe. 
Specifiek voor Shiva is het verticaal geplaatste derde oog dat het midden op zijn voorhoofd siert. Volgens de legende ontstond het derde oog toen Pravati, Shiva’s vrouw, in een speels gebaar Shiva’s ogen bedekte met haar handen. Op dat moment werd de wereld donker. Plotseling ontsprong er een lichtbundel uit het voorhoofd van de god, ter vervanging van de zon. Op die manier ontstond Shiva’s derde oog. Uit dit oog kan hij vuur laten voortrazen en als dusdanig het universum vernietigen wanneer de schepping ten einde loopt. 
Shiva’s linkse en rechtse oog symboliseren respectievelijk de zon en de maan, terwijl zijn derde oog symbool staat voor vuur en spirituele wijsheid. 
Een ander kenmerk is Shiva’s hoog opgemaakte haar van waaruit de heilige rivier de Ganges ontspringt en als een fontein neerplenst. Door het vasthouden van de Ganges in zijn haren, laat Shiva de heilige rivier toe om de aarde te doorkruisen en zijn zuiverende water naar de mens te brengen. 
Samen met de halve maansikkel, symbool voor de cyclische natuur van het universum, wijst dit op de functie van Shiva als vruchtbaarheidsgod. 
Verder wordt de god omringd door giftige cobra slangen, symbool voor de destructieve krachten (de dood) die hij in zich draagt. 
Shiva is ongetwijfeld één van de voornaamste, zoniet dé voornaamste, godheid in Nepal. Er bestaat zelfs een heuse cultus rond hem. Daartoe behoren de zogenaamde sadhoes, heilige mannen die het maatschappelijke leven de rug hebben toegekeerd om zich geheel aan hun god te wijden. Ze trekken bedelend rond en zijn te herkennen aan hun drietand. Sommigen smeren hun halfnaakte lichaam in met as; anderen hullen zich in gele of oranje gewaden. 
simha leeuw
Simha of leeuw is het embleem van vorstelijkheid en symboliseert universele macht en overwinning. Deze mythologische leeuwen staan vaak als tempelwachters opgesteld langs weerskanten van de ingang van heiligdommen. Zij zijn ook het voertuig of rijdier waarmee enkele belangrijke goden in zowel het hindoeïsme als het boeddhisme zich voortbewegen.
sneeuwleeuw
De sneeuwleeuw is het Tibetaans boeddhistische fabeldier bij uitstek. Het mythologische wezen vliegt over de bergen van de Himalaya en staat symbool voor onbevreesdheid en onvoorwaardelijke opgewektheid. Volgens het oude volksgeloof bevat de melk van de sneeuwleeuw speciale voedingsstoffen die het lichaam genezen en het natuurlijke evenwicht herstellen. Met zijn goddelijke eigenschappen wordt de sneeuwleeuw ook als beschermer van Boeddha beschouwd en was lange tijd het nationale embleem van Tibet. Na de invasie van Tibet door het Chinese Volksbevrijdingsleger in 1950 en de erop volgende overgang naar Chinees bestuur werden afbeeldingen van de sneeuwleeuw binnen de grenzen van de Volksrepubliek China verboden en gezien als een separatistisch symbool. Voor de Tibetaanse ballinggemeenschappen werden ze een teken van verzet.
Survanamatsya
Survanamatsya is één van de Astamangala; de acht tekens van voorspoed en geluk in de Tibetaans boeddhistische religie. Deze twee gouden vissen (Survanamatsya) staan oorspronkelijk voor de twee heilige rivieren in India, de Ganges en Yamuna. Daarnaast vertegenwoordigen ze de zonne- en maankrachten van het universum en worden vaak als huwelijksgeschenk gegeven, als symbool voor echtelijke eenheid en trouw, vruchtbaarheid en geluk. 
Het vissenpaartje toont ook dat wie de leer van Boeddha beoefent, niet bang hoeft te zijn om te verdrinken in de oceaan van lijden, en zich vrij zal kunnen bewegen als een vis in het water. 
Surya - de hindoeïstische zonnegod
De hindoeïstische zonnegod Surya is afgebeeld in de zogenaamde samabhanga-houding, de staande houding die evenwicht uitdrukt. De god is te herkennen aan de bloeiende lotusbloemen die hij in beide handen houdt. Hij draagt een kroon, een vrij eenvoudig lendekleed, sieraden en is blootvoets. Zijn twee vrouwelijke begeleiders staan aan weerskanten van hem. 

Wanneer hindoes Surya vereren, gaat het niet om het 'object zon' maar om het 'principe zon'; het licht, dat dagelijks terugkeert en de geestrijke duisternis moet verdrijven. Als god van licht en warmte heeft Surya de controle over de seizoenen en de macht over de groei van de gewassen. Aangezien landbouw het voornaamste middel van bestaan is in Nepal, wordt Surya als één van de belangrijkste godheden beschouwd, vooral in de agrarische gemeenschappen. Bij dageraad wordt de zonnegod ook Visvasvat genoemd, overdag Surya en bij zonsondergang Savitri. Elke morgen bij zonsopkomst reciteren gelovigen mantra’s (ritmische gebedsformules), offeren water en brengen een welbepaalde groet aan de zonnegod (surya namaskar).
Tantra
Een tantra bestaat uit filosofische teksten, meditaties en rituele praktijken die gericht zijn op geestelijke verruiming en bevrijding.
Tara
Tara is in het boeddhisme de belangrijkste vrouwelijke bodhisattva. Deze lotus-dragende godin vertegenwoordigt het moederlijke aspect van medeleven en zou volgens de legende geboren zijn uit een traan van Avalokiteshvara, de god van het universele mededogen. Tara heeft 21 verschijningsvormen in diverse kleuren, waarvan de Witte en de Groene Tara het meest voorkomend zijn.
Het verhaal gaat dat Avalokiteshvara uit wanhoop huilde over het lijden van de mens. Twee van zijn tranen vielen neer op aarde en uit elk van deze ontstond een meertje waarin een lotus groeide. Toen de lotussen open bloeiden, verscheen in het hart van elk een Tara. De traan uit het linkeroog resulteerde in de Groene Tara, die uit het rechteroog in de Witte Tara.
Tibetaans Boeddhisme
Tibetaans Boeddhisme of Lamaïsme is wijd verspreid aanwezig in Nepal. Na de annexatie van Tibet door de Volksrepubliek China in de periode 1951-1959 zijn talrijke Tibetanen hun land ontlucht en kwamen velen van hen terecht in Nepal. Vooral na de opstand in 1959 en de vlucht van de Dalai Lama naar India, hebben zich in Nepal Tibetaanse gemeenschappen van belang gevormd. De echte, van oorsprong al Tibetaans-boeddhistische gebieden bevinden zich in de hoger gelegen Himalaya gebieden, langs de Tibetaanse grens. Het Tibetaans Boeddhisme is in feite een mix van de oude Bon-religie en het authentieke boeddhisme. De Bon-religie is een animistisch-sjamanistisch volksgeloof dat in Tibet bestond voordat het boeddhisme er in de 7de eeuw n.Chr. geïntroduceerd werd. Men aanbad natuurkrachten en placht demonen en geesten te pacificeren met offers. Na de komst van het boeddhisme paste deze ‘oude’ godsdienst zich aan, terwijl ook het boeddhisme van zijn kant veel elementen van dit animisme-sjamanisme opnam in de rituelen en in het pantheon van goden. Resultaat was een unieke vorm van boeddhisme, die (later) ook zijn intrede in Nepal deed. 

Meer informatie omtrent Mahayana, Hinayana en Vajrayana boeddhisme kan u vinden onder de rubriek 'Religies in Nepal'.
Tibetaanse kalendersysteem
Het Tibetaanse kalendersysteem verschilt totaal van ons gregoriaans stelsel. Het is gebaseerd op de bewegingen van de zon en de maan en loopt vier tot zes weken achter op ons stelsel. De kalender is gebaseerd op een 60-jarige cyclus, waarbij de jaartallen niet worden aangeduid zoals in het Westen, maar de naam krijgen van een dier in combinatie met één van de vijf element (Vuur, Aarde, Ijzer, Water, Hout). Zo is 2010 het jaar van de Tijger van Ijzer en 2011 het jaar van het Konijn van Ijzer. De dieren kennen hun oorsprong in het boeddhisme. Volgens de legende riep Boeddha alle dieren naar zijn bedzijde, maar er kwamen er slechts 12: de rat, os, tijger, haas, draak, slang, paard, schaap, aap, vogel, hond en het varken. Omdat hij de dieren voor hun toewijding wilde belonen, creëerde Boeddha een jaar voor elk dier. Elke combinatie dier-element heeft zijn eigen speciale karakteristieken die verondersteld worden gebeurtenissen in het desbetreffende jaar te beïnvloeden. Tevens gelooft men dat mensen de kwaliteiten van het corresponderende dier en element van hun geboortejaar bezitten.
uil
De uil met zijn geruisloze vlucht wordt in de hindoeïstische cultuur geassocieerd met Lakshmi, de godin van rijkdom, welvaart en wijsheid en wordt beschouwd als symbool van geluk en voorspoed. Tijdens het lichtjesfeest Diwali worden talrijke uilen geofferd om voorspoed af te dwingen. 
In het boeddhisme staat de uil voor de stilte en eenzaamheid die nodig is voor meditatie. 

Vairocana Boeddha
Vairocana Boeddha is één van de vijf Pancha Boeddha’s uit het Mahayana-pantheon. Hij is de Boeddha van de zon die verbonden is met het centrum van de kosmos. Vairochana wordt afgebeeld met beide handen voor de borst, duimen en wijsvingers elkaar rakend. Dit gebaar staat symbool voor ‘het in beweging zetten van het wiel van de wet’ (dharmachakra); het verspreiden en prediken van de boeddhistische leer. Vairocana belichaamt de overgang van onwetendheid en geestelijke blindheid in innerlijke ontwaking en zuivere intelligentie.
vajra
De Vajra is een belangrijk ritueel object in zowel het boeddhisme als het hindoeïsme. In de hindoeïstische cultuur is het als bliksemflits het attribuut van de belangrijke god Indra. Daarnaast is de vajra het kenmerkende symbool van het Vajrayana, die tak van het boeddhisme dat in de landen van de Himalaya beleden wordt. Daar werd het van bliksemflits tot diamant, symbolisch voor de onbreekbaarheid van de leer en voor de vernietiging van allerhande vormen van onwetendheid en vijandelijkheden.
De vajra is een soort scepter die door de monniken vastgehouden wordt tijdens religieuze ceremonies, meestal in combinatie met de ghanta (handbel). De vajra (in de rechterhand) staat hierbij voor de onverwoestbare kracht en bekwaamheid, het mannelijke aspect van de godsdienst (de methode). De ghanta (in de linkerhand) vertegenwoordigt het vrouwelijke, passieve aspect (de wijsheid). Samen duiden vajra en ghanta de weg naar Verlichting aan. 

Als twee vajra’s worden gekruist, spreekt men van een Viswa Vajra. Dit is het symbool van Amoghasiddhi, één van de vijf Pancha Boeddha’s. In de rituelen en voorschriften van het boeddhisme vertegenwoordigt het ook de Leegte die niet kan worden verwoest, maar die wel in staat is alle negatieve eigenschappen (zoals jaloezie en onwetendheid) te vernietigen.
Vajradhara
Vajradhara wordt door een groot aantal Tibetaans-boeddhistische kloosterordes beschouwd als zijnde de Oerboeddha of Adi-Boeddha (zijnde het ultieme principe in het universum). Hij wordt afgebeeld met prinselijke ornamenten en is gekroond, in zijn voor de borst gekruiste handen houdt hij zijn vaste attributen: de vajra en de ghanta, de universele symbolen van het universum, de tegenstellingen mannelijk en vrouwelijk. Vajradhara zit op een lotustroon in meditatie- of lotushouding: de benen gekruist en de voetzolen naar boven. Zijn partner heeft haar armen en benen om hem heen geslagen. Deze houding, de yab-yum houding genaamd, is in de boeddhistische kunst het beeld van de seksuele vereniging van de mannelijke godheid met zijn vrouwelijke tegenhanger. Het wordt gezien als uitdrukking van de mystieke eenheid tussen het mannelijke, actieve aspect van de godsdienst (de methode) en het vrouwelijke, passieve aspect (de wijsheid). Samen duiden yab en yum de weg naar Verlichting aan. De eenwording tussen de tegenpolen brengt de bevrijding van de ziel dichterbij.
Vajrayana-boeddhisme
Vajrayana is de tantrische versie van het Mahayana-boeddhisme, waarbij met behulp van magische elementen en mystieke praktijken geprobeerd wordt het nirvana sneller bereiken. Deze magische praktijken bestaan voornamelijk uit mantra’s (mystieke spreuken), dharani’s (ban- of toverformules), mudra’s (rituele handhoudingen) en meditatietechnieken. Het Vajrayana heeft behalve Boeddha’s en bodhisattva's nog talloze andere goden en demonen en kent tevens een sterke verering van vrouwelijke godheden. Vajrayana wordt vooral gepraktiseerd in het Tibetaans boeddhisme in Tibet, Nepal, Bhutan en Mongolië. 

Meer informatie omtrent Mahayana, Hinayana en Vajrayana boeddhisme kan u vinden onder de rubriek 'Religies in Nepal'.
Varaha
Varaha is de derde bestaansvorm van Vishnu en staat bekend als het zwijn dat de wereld redde van een demon. Het verhaal gaat dat Vishnu als everzwijn afdaalde naar de bodem van de oceaan om er de aarde van de verdrinkingsdood te redden, nadat de demon Hiranyaksha haar ontvoerd had en in de oceaan gevangen hield. Varaha sprong in zee en vond met zijn reukzin de aarde terug in het water. Na een lang gevecht doodde hij de demon en tilde de aarde, in de gedaante van een mooie vrouw, op zijn slagtanden het water uit.
Verlichting
Verlichting of bodhi verwijst naar de staat van spirituele ontwaking; het ultieme doel van het boeddhisme. Iemand die volledig verlicht is, wordt niet meer verstoord door emoties zoals hebzucht, afkeer, begoocheling en vastklampen aan het bestaan, ervaart geen lijden meer en is bevrijd uit de eeuwige cyclus van leven, sterven en opnieuw geboren worden. Iemand die verlicht is heeft het nirvana bereikt, een staat waarin het 'vuur' van hartstocht, haat en verwarring uitgedoofd is, en werkelijk geluk ervaren wordt.

Vishnu
Vishnu is de hindoegod die het heelal beschermt en de schepping in stand houdt. Wanneer de balans tussen goed en kwaad verstoord wordt en chaos dreigt, daalt Vishnu naar de aarde af om haar voor vernietiging te behoeden. Hij komt telkens in een andere gedaante: een zogehete avatara of incarnatie. Er zijn tien incarnaties van Vishnu bekend, waarvan de tiende nog moet verschijnen: 
1 Matsya, de vis
2 Kurma, de schildpad
3 Varaha, het wilde zwijn 
4 Narasimha, de man-leeuw
5 Vamana, de dwerg
6 Parasurama, de krijger
7 Rama, de ideale man
8 Krishna, de god van liefde, toewijding, vreugde en muziek
9 Boeddha
10 Kalkin, de ruiter op het witte paard, die nog moet komen
vitarka mudra
Boeddhahand in vitarka mudra: handpalm naar buiten gekeerd met duim en wijsvinger naar elkaar toe gebogen. Dit gebaar symboliseert redenering, onderwijzen en discussie. Het is de handhouding van de historische Boeddha Sakyamuni in zijn dagelijkse activiteit van prediking en onderrichting van de boeddhistische leer.
Witte Tara
Tara is in het boeddhisme de belangrijkste vrouwelijke bodhisattva. Deze lotus-dragende godin vertegenwoordigt het moederlijke aspect van medeleven en zou volgens de legende geboren zijn uit een traan van Avalokiteshvara, de god van het universele mededogen. Tara heeft 21 verschijningsvormen in diverse kleuren, waarvan de Witte en de Groene Tara het meest voorkomend zijn. 
Het verhaal gaat dat Avalokiteshvara uit wanhoop huilde over het lijden van de mens. Twee van zijn tranen vielen neer op aarde en uit elk van deze ontstond een meertje waarin een lotus groeide. Toen de lotussen open bloeiden, verscheen in het hart van elk een Tara. De traan uit het linkeroog resulteerde in de Groene Tara, die uit het rechteroog in de Witte Tara.

Kenmerkend voor de Witte Tara zijn de extra ogen op voorhoofd, handpalmen en voetzolen, waarmee ze in alle richtingen hulpbehoevenden kan ontwaren. Ze zit in volledige lotushouding en representeert lang leven en een goede gezondheid. Haar linkerhand is opgeheven tot de hoogte van de borst, met de handpalm naar buiten gekeerd. Dit is het gebaar van onbevreesdheid en geruststelling. Met haar rechterhand maakt ze het gebaar van zegen en vrijgevigheid. 
yab-yum houding
Binnen het Vajrayana, de tantrische versie van het Mahayana-boeddhisme, wordt het beeld van de seksuele vereniging van man en vrouw, de zogenaamde yab-yum houding, gezien als uitdrukking van de mystieke eenheid tussen het mannelijke, actieve aspect van de godsdienst (de methode) en het vrouwelijke, passieve aspect (de wijsheid). Samen duiden yab en yum de weg naar Verlichting aan. Boeddhistische kunstenaars laten in hun werk weinig aan de fantasie over. Liefdesparen worden in allerlei posities afgebeeld, waarbij ook de meest pikante scènes niet worden geschuwd. Ook godheden worden dikwijls met hun partner in de yab-yum houding afgebeeld. Hierbij zit de godheid in lotus- of meditatiepositie, terwijl zijn partner haar armen en benen om hem heen geslagen heeft. De eenwording tussen de tegenpolen brengt de bevrijding van de ziel dichterbij.
Yamantaka
Yamantaka is in het boeddhisme één van de meest voorkomende woeste beschermgoden van de godsdienst. Deze god is uitgerust met meerdere hoofden, waarvan het voornaamste een stierenkop is. Yamantaka betekent letterlijk ‘de overwinnaar van Yama’, de god van de dood, die een stierenkop heeft. Yamantaka, als bestrijder van de dood, heeft zich deze kop toegeëigend. Het bovenste (enige ‘vriendelijke’) hoofd is dat van de bodhisattva Manjusri. De angstaanjagende Yamantaka in wezen niets anders dan een woeste afspiegeling van deze vredelievende bodhisattva (‘Boeddha in wording’). 
Verder heeft Yamantaka een heleboel benen en armen die allerlei gevaarlijke rituele attributen vasthouden. Hiermee bestrijdt hij kwade demonen en andere vijanden van het boeddhisme. Dergelijke angstaanjagende goden zijn dus niet – wat men op grond van hun uiterlijk makkelijk zou kunnen denken – slecht of destructief van aard, maar fungeren juist als beschermers van de boeddhistische leer en van de kwade elementen binnen ieder wezen in het algemeen. Hun uiterlijk is alleen maar een symbolische wijze om aan te geven hoe machtig zij zijn.
Yamantaka wordt meestal afgebeeld met zijn partner Rolangma in de yab-yum houding. Yab-yum is in de boeddhistische kunst het beeld van de seksuele vereniging van de mannelijke godheid met zijn vrouwelijke tegenhanger. Met zijn voeten vertrappelt hij enkele hindoegodheden en hun rijdieren, symbolisch voor de superioriteit van het boeddhisme. 

zon - surya
De zon (surya) symboliseert de hindoeïstische zonnegod Surya. Wanneer hindoes Surya vereren, gaat het niet om het 'object zon' maar om het 'principe zon'; het licht, dat dagelijks terugkeert en de geestrijke duisternis moet verdrijven. Als god van licht en warmte heeft Surya de controle over de seizoenen en de macht over de groei van de gewassen. Aangezien landbouw het voornaamste middel van bestaan is in Nepal, wordt Surya als één van de belangrijkste godheden beschouwd, vooral in de agrarische gemeenschappen. Bij dageraad wordt de zonnegod ook Visvasvat genoemd, overdag Surya en bij zonsondergang Savitri. Elke morgen bij zonsopkomst reciteren gelovigen mantra’s (ritmische gebedsformules), offeren water en brengen een welbepaalde groet aan de zonnegod (surya namaskar). 

In het boeddhisme wordt de zon geassocieerd met de maan, als symbool voor universele harmonie en de eenheid tussen tegengestelden. 
zon/maan vereniging - surya chandra
De zon/maan vereniging (surya chandra) is een vaak voorkomend motief in Nepal. Het symboliseert universele harmonie en de eenheid tussen tegengestelden: licht/donker, mannelijk/vrouwelijk, actief/passief… In het boeddhisme staat de zon voor het mannelijke, actieve aspect van de godsdienst (de methode), terwijl de maan het vrouwelijke, passieve aspect (de wijsheid) representeert. Samen duiden de zon en de maan de weg naar Verlichting aan. 

In het hindoeïsme zijn de afbeeldingen van zon en maan symbolen van de godheden Surya en Chandra, de zonne- en maangoden respectievelijk. De afbeeldingen van zon en maan op de Nepalese vlag drukken de hoop uit dat het land even lang mag bestaan als de twee hemellichamen.



















www.thangka.biz © 2007 HomeShanThangkaOnze WinkelOnze dienstenNieuwsContact OnsGeschiedenisLinks

Graphic Design by ShanTVision/ Round the Bend Wizards

footer image footer image